Thursday, August 12, 2010

What is madness

This poem by Theodore Roethke hung on the wall of a friend in Arizona. one sentence leaped out to me: What is madness but nobility of the soul at odds with circumstance...
Sometimes his wring the small and intimate through observation of nature, sometimes there is a familiarity with walt Withman and some times heis a raving giant battling wth the elements and circumstance...IN A DARK TIME


In a dark time, the eye begins to see,
I meet my shadow in the deepening shade;
I hear my echo in the echoing wood-
A lord of nature weeping to a tree.
I live between the heron and the wren,
Beasts of the hill and serpents of the den.

What’s madness but nobility of soul
At odds with circumstance? The day’s on fire!
I know the purity of pure despair,
My shadow pinned against a sweating wall.
That place among the rocks – is it a cave,
Or winding path? The edge is what I have.

A steady storm of correspondences!
A night flowing with birds, a ragged moon,
And in broad day the midnight come again!
A man goes far to find out what he is-
Death of self in a long, tearless night,
All natural shapes blazing unnatural light.

Dark, dark my light, and darker my desire.
My soul, like some heat-maddened summer fly,
Keeps buzzing at the sill. Which I is I?
A fallen man, I climb out of my fear.
The mind enters itself, and God the mind,
And one is One, free in the tearing wind.


In een donkere tijd

In een donkere tijd, begint het oog te zien,
Ik ontmoet mijn schim in de dieper wordende schaduw;
Ik hoor mijn echo in het echoënd woud-
Een meester der natuur huilt tegen een boom.
Ik leef tussen de reiger en winterkoning,
Beesten van de berg en slangen van het hol.

Wat is waanzin dan adel van de ziel
Haaks op omstandigheden? De dag staat in brand!
Ik ken de puurheid van pure wanhoop,
Mijn schaduw gepend tegen een klamme muur.
Die plek tussen de rotsen – is het een grot,
Of windend pad? Alleen aan de kant kan ik nog staan.

Een gestage stroom van toevalligheden!
Een nacht vloeiend met vogels en rafelige maan,
En op klaarlichte dag steeds weer middernacht!
Een man gaat ver om te ontdekken wat hij is-
Dood van het zelf in een lange, tranenloze nacht,
Alle natuurlijke vormen stralen onnatuurlijk licht.

Donker, donker mijn licht, donkerder mijn verlangen.
Mijn ziel, als een warmte dronken zomervlieg,
Blijft zoemen bij het raam. Welk Ik is Ik?
Een gevallen man, klim ik uit mijn angst.
De geest treedt in zichzelf, en God in de geest,
En een is Eén, vrij in de tranende wind.

No comments:

Post a Comment